Wie wil er nog een groot project? 'Rijkswaterstaat moet ingrijpen op gww-markt'

Wie wil er nog een groot project? 'Rijkswaterstaat moet ingrijpen op gww-markt'
Aanleg van de verbinding Schiphol-Amsterdam-Almere, een van de meest complexe werken van de afgelopen jaren. Foto: Goos van der Veen/Hollandse Hoogte

Bouwers lopen enorme risico's en maken nauwelijks winst op infra-projecten. Zijn de huidige marktpartijen wel bereid en in staat om de nieuwe generatie gww-projecten uit te voeren? Waarom blijft de gww-markt zo kwakkelen bij de verder zo florerende bouwsector?

Vraag een grote aannemer wat hij liever bouwt: een prestigieus infra-project of een woonwijk. Consequent kiest de markt voor huizen en blijven de wegen en sluizen links liggen. Wat is er mis met de gww-markt? Waarom loopt het aantal inschrijvingen zo terug? Hoe is deze trend te doorbreken?

Risico's groot, marges laag

Met die vragen werd bureau McKinsey afgelopen najaar op pad gestuurd door Rijkswaterstaat. Het wringt in de infra-sector, dat was meteen duidelijk. De risico’s zijn groot en de marges laag, is een andere duidelijke conclusie. De markt moet zelf ook bewegen om wel te voldoen aan de nieuwe eisen en wensen en sturen nu voornamelijk op individueel projectresultaat.

Vijf meetbare groeifactoren

  1. Kennisopbouw
  2. Productinnovatie
  3. Procesverbetering
  4. Samenwerking
  5. Duurzaamheid

Bron: Rapport Toekomstige Opgave Rijkswaterstaat

“Actief ingrijpen is nodig omdat de hoeveelheid marktwerking onvoldoende is om tot de gewenste resultaten te komen”, analyseert McKinsey op basis van de interne cijfers die Rijkswaterstaat zelf heeft aangeleverd, aangevuld met interviews met betrokken partijen. Het moet echt anders, want Rijkswaterstaat heeft komende jaren zo’n slordige 2,4 miljard euro per jaar aan infra-projecten te vergeven.

30 procent onder raming

De cijfers liegen er niet om: Bij de grote projecten (dbfm) wordt gemiddeld 30 procent onder de raming van Rijkswaterstaat ingeschreven en slechts 6 procent van alle infra-contracten blijft binnen de afgesproken inschrijfprijs. Zo’n 60 procent van de d&c-projecten wordt later opgeleverd dan in het contract is vastgelegd. De afwijkingen ontstaan vaak door nieuwe wensen en eisen en worden niet zelden in overleg met de markt aangepast. Is die praktijk wel wenselijk voor nieuwe contracten?

Het zijn droge, maar duidelijke percentages die laten zien dat er fundamenteel iets mis is. Ook andere initiatieven zoals de Marktvisie en BVP hebben niet de gehoopte doorbraak gebracht in het prijsduiken en het bijbehorende “ongewenste gedrag”.

Slepende problemen

De sector kampt met slepende problemen: De winstmarges van bouwbedrijven zijn beroerd, de productiviteit erg laag en de innovatie is ver te zoeken. Van structurele veranderingen in de samenwerking in de keten en in de sector als geheel is vooralsnog geen sprake, is eveneens een keiharde constatering.

Veel problemen hangen samen met de risico’s die aan grote complexe infra-projecten kleven. De praktijk is alleen te veranderen als Rijkswaterstaat ingrijpt op de huidige markt en het risiconiveau verlaagt. In het concept-rapport worden daarvoor meerdere concrete voorstellen aan de hand gedaan.

Opknippen helpt

Knip grote projecten op, is de eerste suggestie. Dat idee had Rijkswaterstaat al eerder bedacht en gebeurt nu bij de Ring Utrecht en de A27. Daarmee worden de opdrachten al een stuk behapbaarder en minder risicovol.

Verder zou Rijkswaterstaat innovaties moeten koppelen aan een reeks van gelijksoortige projecten, zodat marktpartijen kunnen opschalen. Ook zou de opdrachtgever expliciet innovaties kunnen voorschrijven en duurzaamheid kunnen koppelen aan projecten.

Twee-fasen-proces

Opvallend is het voorstel om nieuwe contractvormen te introduceren, zoals de alliantie en het twee-fasen-proces. Bij die laatste variant wordt het ontwerp losgeknipt van de uitvoering en werken opdrachtgever en markt samen een optimaal ontwerp uit. In dat geval zijn de risico’s voor de uitvoering veel duidelijker en is het niet per se noodzakelijk om daarvoor met dezelfde bouwpartij in zee te gaan.

Infra uitgesplitst naar opdrachtgever

10-100 mln RWS 44% overig 56%

100-250 mln RWS 35% overig 65%

250- 500 mln RWS 87% overig 100%

Alle projecten RWS 61% overig 39%

Bron: Rapport Toekomstige Opgave Rijkswaterstaat

De belangrijkste vraag is wat er nu met deze analyse gaat gebeuren? Kan Rijkswaterstaat uit de voeten met de aanbevelingen? Is dit het einde van de grote DBFM-contracten?

"Het is een discussiestuk"

Dat blijft nog even de vraag. De HID Grote Projecten Jean-Luc Beguin wil inhoudelijk nog niet op de ‘whitepaper’ ingaan. “Het is een discussiestuk. We delen het met een brede groep uit de markt, vragen of zij het beeld uit de analyse herkennen en halen reacties op.” Hij hecht aan een open en transparant proces, maar weet dat niet iedereen tevreden zal zijn met de uitkomst. Zoals te verwachten kan ook niet iedereen zich vinden in de mogelijke oplossingen. En politiek liggen bepaalde dossiers erg gevoelig.

"Wat snel kan, zullen we snel doen"

Echt verrast, lijkt Beguin niet. Hij heeft al nagedacht over enkele scenario’s, maar houdt die nog voor zich: “Eerst gaan we tot eind maart in gesprek met de markt. De rode draad uit alle reacties gaan we daarna bestuderen en daarna mogelijk ons beleid aanpassen. Wat snel kan, zullen we snel doen. Die toezegging wil ik zeker doen.”

Beguin wil vooruit en niet terug naar het verleden waarin de risico’s bijna uitsluitend bij de opdrachtgever lagen. Zeer stellig: “We gaan zeker niet terug naar RAW.” Hij ontkent dat er een concrete aanleiding was voor de marktanalyse, waarvoor vorig najaar de opdracht werd gegeven. De problemen met de zeesluis IJmuiden en de openlijke rebellie van VolkerWessels en BAM bij de lopende tender voor de ViA15, zouden geen directe rol hebben gespeeld.

Gww niet langer 'cashcow'

Binnen twee maanden was het concept klaar. Maanden waarin alle grote bouwtopmannen hun zegje mochten doen. Zij hebben herhaald wat hun grieven zijn over marges, risico’s en tenderkosten. “Zo werd de vraag voorgelegd of we als bouwer liever een groot infra-project uitvoeren of liever een woonwijk volbouwen. Nou, dat is vrij simpel. Dan kies je huizen natuurlijk, veel minder risico’s en veel betere marges”, licht een van de geïnterviewden toe.

De gww is niet meer de ‘cashcow’ van de bouw. De nadruk verschuift richting andere deelsectoren, analyseren de onderzoekers van McKinsey: “Het aandeel gww in de totale bouwsector daalt van 31 procent in 2014 naar ongeveer 24 procent in 2023.” Die 24 procent is dan wel goed 17 miljard euro omzet per jaar. Toch blijft de groei achter, zeker vergeleken met utiliteitsbouw en installaties die een steeds groter deel van het bouwvolume zullen opeisen.

Op eieren

De geïnterviewde directeur heeft Beguin bij de presentatie horen zeggen dat er nu echt iets moet gebeuren aan de risicoverdeling bij grote projecten. Dat stemt hem hoopvol, maar de vraag is natuurlijk: Hoe? Zijn naam is bij de redactie bekend, maar “in het belang van de consultatie” heeft Rijkswaterstaat alle betrokkenen gevraagd om niet naar buiten te treden over het concept.

Dus blijft de markt op eieren lopen en zijn de reacties schichtig, want Rijkswaterstaat is nog altijd de grootste gww-opdrachtgever in Nederland. En daar zijn grote jongens als BAM, VolkerWessels, Boskalis, Strukton, TBI, Van Oord, Heijmans, Dura Vermeer, Van Wijnen en Ballast Nedam deels afhankelijk van. Ook al timmeren Strabag, Hochtief, Fluor, Besix en DEME hard aan de weg bij de grote projecten. Rijkswaterstaat heeft ruim drievijfde (61 procent) van de infra-omzet te vergeven, is in kaart gebracht.

Liever 50 rotondes

Wie iets beter luistert, weet allang wat de grieven binnen de gww-sector zijn. BAM-Topman Van Wingerden heeft het over een “giftige cocktail en gebrek aan kieskeurigheid bij grote honger”. Topman Jan de Ruiter van VolkerWessels bouwt liever 50 rotondes, dan 1 mega-project en verklaarde bij het verlaten van de ViA15 nooit meer in te schrijven voor dbfm-contracten.

“Contracten met ongelimiteerde aansprakelijkheid en ongelimiteerde boetes zijn uit de tijd”, stelde Heijmans-topman Ton Hillen begin dit jaar nog in Cobouw. En ook Job Dura van Dura Vermeer maakt zich zorgen over de nog immer lage marges. “Je moet nu afwachten of de samenwerking echt beter wordt. Maar zoals het afgelopen jaren ging, kon het niet langer.”

De infra-bouwers zijn huiverig sinds de problemen met de A15 MaVa en de A2-Maastricht. Hebben allemaal te maken gekregen met meerdere ‘bleeders’, projecten waarbij de bouwers opdraaiden voor risico’s en onverwachte tegenvallers. Tot nog toe zorgde het selectieve gedrag nog niet voor grote problemen bij Rijkswaterstaat. Bijna altijd waren er drie of meer inschrijvers. Lange tijd waren de Zuidasdok en de Blankenburgtunnel de enige uitzonderingen met slechts twee inschrijvers. En in principe is dat afdoende voor concurrentie.

De Zeesluis IJmuiden met het verlies van ruim 200 miljoen euro zet opnieuw de verhoudingen op scherp en maakt de sector extra alert. Het zijn vooral de grote technische risico’s die bouwers in de problemen brachten bij de Botlekbrug en de Zeesluis IJmuiden.

Risico's niet te beprijzen met 2 procent

“Die risico’s laten zich niet beprijzen met - 2 of + 2 procent, zoals nu in de gww gebruikelijk is. Feitelijk is 100 procent extra risicomarge niet eens genoeg bij ingewikkelde technische klussen. Is het wel eerlijk als de bouwers voor dat soort risico’s opdraaien?”, heeft een andere geïnterviewde Rijkswaterstaat teruggegeven.

De opdrachtgever ziet liefst geen mislukte tenders en lijkt steeds meer genegen de markt tegemoet te komen. Op een verhaal over ‘zielige bouwers’ zit niemand te wachten, maar het is duidelijk dat verder doormodderen de sector uitholt. Rijkswaterstaat is vast van plan het zover niet te laten komen, zegt Beguin. Hij wil zeker concrete stappen zetten, maar houdt nog de kaarten tegen de borst over welke. “Altijd de focus naar de toekomst. Nooit te veel terugkijken. Kijk naar de horizon van 2030 en zie trends zoals het belang van data, circulariteit, en innovatie. Dat liggen de speerpunten en de kansen voor de gww-sector. Het blijft altijd de kunst om de lange termijn in de gaten te houden, zonder de korte termijn uit het oog te verliezen.”