Een hernieuwde kijk op brandbestrijding

Een hernieuwde kijk op brandbestrijding

Branden van nu gedragen zich anders dan branden in het verleden. Doordat we anders bouwen, meer kunststof materialen gebruiken en woningen beter isoleren. Wat kan de bouwsector doen aan een veiliger bouwplaats en de oplevering van brandveilige woningen? En als het dan toch mis gaat: hoe kan de brandweer de brand van een modern pand veilig blussen?

Rijk van den Dikkenberg, senior onderzoeker en adviseur bij het IFV (Instituut Fysieke Veiligheid), vertelt over de ontwikkeling van een hernieuwde kijk op brand en brandbestrijding.

Een brandveilige bouwplaats

Bij een fruitteler in Kapelle (Zeeland) trof de brandweer een risicovolle situatie aan zoals die ook op een bouwplaats kan voorkomen: een stapel fruitkisten vloog in brand, waarbij ook twee koelcellen vlak achter de houtstapel in vlammen opgingen. “Door de warmtestraling van brand kunnen naburige objecten makkelijk vlam vatten. In Kapelle was het onmogelijk de brand te blussen, maar maatregelen vooraf hadden de schade wel kunnen beperken”, stelt  Van den Dikkenberg. “Stel dat de kisten in een open veld hadden gestaan, dan waren alleen de kisten afgebrand.” Ook op bouwplaatsen ligt vaak een grote voorraad hout of ander bouwmateriaal opgeslagen. “Leg het op een plek zo ver mogelijk van waardevolle objecten vandaan.”

Een brandgevaarlijk versus brandveilig pand

Een goedkoop gebouw, opgetrokken uit brandbare materialen en zonder brandwerende voorzieningen, is bij brand snel verloren. “Als een gebouw bijvoorbeeld steunt op stalen balken, dan verweken deze in mum van tijd en stort het hele gebouw in. Wat ook veel voorkomt in Nederland, zijn kanaalplaten op daken, afgedekt met EPS als isolatie en vervolgens afgewerkt met bitumen dakbedekking. Dat is een brandbare combinatie, met het risico op gasontwikkeling en dus explosiegevaar.”

Wie daarentegen vooraf goede maatregelen neemt, loopt veel minder risico op een grote brand. “Goede maatregelen zijn bijvoorbeeld een sprinklerinstallatie, rook- en warmteafvoer en compartimentering van het gebouw. Ook materiaalkeuze is van belang: kies voor isolatiemateriaal dat niet brandbaar is en bekleed stalen balken met brand­werend materiaal.”

brandbestrijdingbrandbestrijdingHet kwadrantenmodel voor brandbestrijding

Elke brand gedraagt zich anders en vraagt om de juiste blustactiek. Het zogenaamde ‘kwadrantenmodel’ helpt de bevelvoerder de juiste keuze te maken. Hij beantwoordt eerst drie vragen: ‘waar is de brand?’, ‘is de brand bereikbaar?’ en ‘is er voldoende bluswater?’ Van den Dikkenberg: “Het uitgangspunt is dat we in principe de brand eerst van buitenaf proberen aan te pakken; dit is de ‘offensieve buiteninzet’ uit het model. Als echter het antwoord op een van de drie basisvragen ‘nee’ is, kiest de bevelvoerder voor ‘defensieve inzet’ (afbrand- scenario). Is er wel voldoende bluswater en is het pand klein, bijvoorbeeld een woonhuis, dan kan een ‘offensieve inzet’ worden overwogen, mits dit veilig wordt geacht. Bij grotere panden gaan we niet meer naar binnen. Als er geen andere preventieve maatregelen genomen zijn, betekent dat dus dat het pand geheel of gedeeltelijk afbrandt.”

Vroeger ging de brandweer wel naar binnen. De tactiek van de offensieve buiteninzet is nog jong: het onderzoeksprogramma startte – met Van den Dikkenberg als projectleider – in 2011 en duurde vijf jaar. “De aanleiding voor deze nieuwe inzettactiek was de fatale afloop van een grote brand bij een scheepsloods in De Punt. De brand ging gepaard met rookontwikkeling – onzichtbaar voor de brandweermannen ter plaatse – en toen zij door de loods heen naar de brandhaard gingen, ontstond een explosie. Drie collega’s kwamen om.”

Ecowoningen

kwadrantenmodelHet kwadrantenmodel en de kijk op brandbestrijding groeien mee met nieuwe ervaringen en nieuwe bouwmethoden. Begin dit jaar was er in Kampen brand in een ecowoning met wanden van stro. De brandweer kon niet bij de brand komen. Om het vuur te stoppen, zijn uiteindelijk de wanden met een grijper in stukken getrokken, zodat het smeulende stro geblust kon worden. Nadeel was dat het smeulende stro hierdoor zuurstof kreeg en daardoor harder ging branden. “Het is nu interessant om een ander handelingsperspectief te onderzoeken”, zegt Van den Dikkenberg. “Ecowoningen komen steeds vaker voor. Welke preventieve maatregelen kun je nemen en welke blustactiek is het meest geschikt? En in het verlengde daarvan: wat betekent een bouwproject met veel stro voor de brandveiligheid van de wijk?”