Verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid: zeven tips

Verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid: zeven tips

Arbeidsongeschiktheid komt in de bouwwereld bovengemiddeld voor. Dat is dus een risico waarmee je rekening moet houden, als werkgever en als zelfstandige. Maar verzekeringen zijn duur en lossen niet alle financiële gevolgen op. Bovendien moet je een studie volgen om te begrijpen hoe de voorwaarden in elkaar zitten. Cobouw helpt je op weg met zeven tips.

Arbeidsongeschiktheid en de bouw: ze lijken bij elkaar te horen. Zo zijn stukadoorsbedrijven bijvoorbeeld koploper in WIA-uitkeringen: gemiddeld 13 per 100 werknemers. Ook werknemers in de dakdekkers- en timmerindustrie raken veel vaker dan gemiddeld arbeidsongeschikt. Als werkgever in de bouw is een goede collectieve ziekteverzuim- en arbeidsongeschiktheidsverzekering voor het personeel dus een must. Maar hoe zit dat nu eigenlijk in elkaar?

1 Verzuim in de eerste twee jaar: bepaal zelf je betalingsrisico

Als een werknemer ziek wordt ,ben je als werkgever verplicht diens loon door te betalen. Dat moet maximaal twee jaar. Je moet in die periode minstens 70 procent van het loon van de zieke werknemer doorbetalen.

Gemiddeld kost een zieke werknemer 230 euro per dag. Die kosten kun je verzekeren met een ziekteverzuimverzekering. Daarin heb je meer te kiezen dan je misschien denkt. Om de hoogte van de premie te bepalen, kijkt de verzekeraar naar het ziekteverzuim over de afgelopen jaren, naar de omvang van je personeelsbestand en vaak ook naar het aandeel oudere werknemers. Je kunt zelf kiezen welk percentage van het loon je wilt verzekeren. Meestal kun je ook kiezen voor een eigen risico, in geld of in dagen. Zo beperk je de premie. Je betaalt dan wel zelf een deel van de loondoorbetaling.

Een optie is een zogenaamde ‘stop loss’-verzekering. Die keert alleen uit als de kosten van de loondoorbetaling hoger zijn dan wat je normaal zou verwachten. Je calculeert dus zelf een maximaal bedrag aan kosten in. Voor kleine bedrijven (tot zo’n 20 medewerkers) kan één zieke werknemer al een enorme kostenpost betekenen. Kies dan niet voor de stop loss-constructie.

2 Blijf ook bij langdurige ziekte actief

Wordt een medewerker ziek of arbeidsongeschikt, dan ben je verplicht met hulp van de arbodienst passend werk te zoeken, binnen of buiten het bedrijf. Het UWV kijkt daar streng naar. Werkt de medewerker onvoldoende mee, dan mag je zijn loon inhouden. Maar vindt het UWV dat je zelf als werkgever tekortschiet, dan kun je worden verplicht om na de periode van twee jaar nog eens 52 weken het loon van je werknemer door te betalen. Wees dus alert en blijf in verbinding met de werknemer, anders kost het je meer.

3 Kies publiek of privaat

Na twee jaar ziekte wordt een werknemer gekeurd door het UWV. Als de werknemer volledig en duurzaam arbeids­ongeschikt blijkt te zijn, dan komt hij of zij in aanmerking voor een IVA-uitkering (Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten) via het UWV.

Is de werknemer voor meer dan 35 procent arbeidsongeschikt óf volledig, maar niet duurzaam, dan heeft hij recht op een WGA-uitkering (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten). Bij minder dan 35 procent arbeidsongeschiktheid krijgt de werknemer geen uitkering.

Voor werkgevers is vooral de WGA van belang. Die gaat over personeel dat 35 tot 80 procent arbeidsongeschikt is. Voor de WGA (en tegen het ziekteverzuimrisico) kun je je verzekeren. Dat kan bij het UWV: het ‘publieke’ stelsel óf als zogeheten ‘eigenrisicodrager’ bij een verzekeringsmaatschappij: het ‘private’ stelsel. Tussen die twee stelsels zitten nogal wat verschillen in premie- bepaling en verzuimbegeleiding.

Over het algemeen betalen werkgevers bij het UWV een basispremie plus een WGA-premie die afhankelijk is van het arbeidsongeschiktheids­risico. Voor kleinere werkgevers geldt een vaste premie, die afhankelijk is van de sector. Grotere bedrijven betalen een premie die meer aansluit op het daadwerkelijke arbeidsongeschiktheidsrisico in het bedrijf zelf.

Bij de private verzekeraars is de premie altijd gebaseerd op het werkelijke arbeidsongeschiktheids­risico: daar betaal je dus altijd een bedrag op maat.

4 Houd rekening met de terugkeerpremie

Als je voor de Ziektewet bent verzekerd bij een private verzekeraar, mag je altijd besluiten om weer voor de verzekering via het UWV te kiezen. Maar je moet dan wel een zogenaamde ‘terugkeerpremie’ betalen. Daarmee wil de overheid voorkomen dat werkgevers bij premiestijgingen massaal kiezen voor de mogelijk gunstiger premie van het UWV.

5 Een lage premie is niet alles

Soms lijkt de premie die het UWV rekent gunstiger. Maar sommige private verzekeraars steken meer energie in het begeleiden en re-integreren van zieke werknemers. Een snelle terugkeer naar werk is immers in het voordeel van de verzekeraar én van jou als werkgever. Daarmee nemen ze je veel taken uit handen. Je kunt bij goede verzuimbegeleiding en re-integratie de hogere premie al snel terugverdienen.

6 Voor zzp’ers: de aov-premie is aftrekbaar

Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor zelfstandigen zijn al een tijdje onderwerp van discussie. De premies zijn fors, zeker voor zzp’ers in de bouw. Je betaalt al snel vele honderden euro’s en de voorwaarden zijn soms ingewikkeld. Je moet goed opletten wanneer je precies een uitkering krijgt en hoe lang de uitkering wordt betaald. Dat verschilt per product en per verzekeraar. Wat de lasten drukt, is dat de premie voor een aov aftrekbaar is voor de inkomstenbelasting. Dat scheelt al snel 42 procent.

7 Voor zzp’ers: er zijn alternatieven

Hoge premie of niet: als zelfstandige is het belangrijk om iets te regelen voorals je je werk niet meer kunt doen. Omdat de premies van de aov’s zo hoog zijn, kun je ook kijken naar een broodfonds. Dat is een soort ‘gezamenlijke pot’ van meestal rond de 20 zzp’- ers. Die richten samen een fonds op waar ze elke maand een bedrag in storten. Mocht een van de leden ziek of arbeidsongeschikt worden, dan krijgt die een vooraf afgesproken bedrag uitgekeerd zolang hij of zij niet kan werken. Meestal is de uitkeringsduur beperkt tot twee jaar. Daarna moet je een andere oplossing zoeken.

Zo’n broodfonds kan een relatief goedkope oplossing zijn om tijdelijk inkomensverlies door ziekte op te vangen. Een voordeel is dat je – als je toch een aov afsluit – soms veel minder premie gaat betalen: je hoeft de eerste twee jaar immers niet af te dekken. En een wachttijd van twee jaar scheelt voor de verzekeraar. Afhankelijk van je financiële situatie kun je zelfs een nog langere wachttijd kiezen.

Omdat er in de bouw meer ongelukken plaatsvinden dan op andere werkplekken, is een arbeidsongeschiktheidsverzekering een verstandige keuze. Maar twijfel je toch, sluit dat om te beginnen op zijn minst een behoorlijke ongevallenverzekering af. Die keert een eenmalige vergoeding uit als je door een ongeval invalide raakt of zelfs zou overlijden.