Het was een van de eerste duurzame gebouwen van Nederland: het centrum op het terrein van De Kleine Aarde in Boxtel. In de jaren 70 waren de proefgebouwen al voorzien van zonnecollectoren en een biogasketel. Op het terrein werden allerlei ecologische en duurzame experimenten gedaan, het liep ver vooruit op zijn tijd. Inmiddels is er haast niets meer van over. Het centrum is in verval geraakt en wordt langzaam opgeknapt.
Heijmans mag het terrein - samen met onder andere woonstichting Joost - in z’n oude glorie terugbrengen. De bouwer gaat een nieuw wooncomplex realiseren met daarin 22 sociale huurappartementen. Op zo’n duurzaam mogelijke manier, niet zoals toen, maar met de nieuwste technieken en snufjes. Duurzaamheid 2.0 noemt de bouwer het zelf.
“Inmiddels is duurzaamheid geen uitzondering meer, maar ‘mainstream", vertelt Struijcken, projectmanager van De Kleine Aarde. “Tóch moet er nog veel worden uitgezocht en uitgeprobeerd. Dat gaan we hier doen, we gaan hier 22 appartementen bouwen en gebruiken het terrein als een proeftuin. We doen proeven op vier terreinen: energie, water, materiaal en ecologie. Daarmee willen we bewoners en bezoekers bewust maken van hun gedrag.”
Maximaal circulair
Een van de experimenten is dat Heijmans het appartementencomplex ‘maximaal circulair’ wil maken. Uniek is dat niet meer, maar Heijmans wil een stap verder gaan. Het bedrijf bestelt niet zomaar her en der gebruikt materiaal. Het wil zo veel mogelijk op de hoogte zijn van waar de grondstoffen vandaan komen.
Project De Kleine Aarde
Het woongebouw dat op de Kleine Aarde wordt gebouwd, in opdracht van woningstichting Joost, bestaat uit 22 appartementen. Het massief houten gebouw wordt voorzien van de nieuwste duurzame technieken, wordt demontabel en bestaat uit hernieuwbaar materiaal. Verder komt er een brede gevel met veel glas. Vanuit esthetisch oogpunt is er gekozen voor een daglichttoetreding van aluminium puien. Eind dit jaar moet de bouw starten.
“Daarvoor moet je complete ketens doorgronden”, legt Struijcken uit. “Want pas als je précies weet waar je materiaal en grondstoffen vandaan komen, kun je de impact op het gebied maken en bijvoorbeeld CO2 besparen.”
Het klinkt logisch, maar zo simpel is het niet, vervolgt hij. Want het is niet gebruikelijk dat bouwers weten wat de oorsprong van hun materiaal is. “Vroeger hield iedereen alleen zijn eigen deel van het proces bij. Slopers hadden geen contact met bouwers, en andersom. Wij willen nu als een soort luchtverkeersleider in de gaten houden wat er met materiaal gebeurt.”
Keten
Dat kan natuurlijk niet meteen bij ál het materiaal en daarom is Heijmans gestart met het inzichtelijk maken van de keten van aluminium kozijnen. Die zitten in het ontwerp van het verder volledig houten appartementencomplex.
“Je zou kunnen denken: waarom aluminium? Vanuit de circulaire gedachte is dit misschien een gekke keuze, het kost behoorlijk wat energie om het om te smelten. Maar we hebben hier te maken met een ontwerp, gemaakt door architecten, die vanuit een esthetisch oogpunt deze keuze hebben gemaakt. Als je voor hout gaat dan kom je uit op dikke kozijnen, dan gaat dat er heel gek uitzien. We kunnen de opdrachtgever overhalen om voor een ander ontwerp te gaan, óf we kunnen ons erbij neerleggen en kijken of we die kozijnen toch zo circulair mogelijk kunnen maken.”
Heijmans koos voor het laatste en dat kwam eigenlijk wel goed uit. Want nu heeft de bouwer een reden om de keten van aluminium te ontrafelen. Dat kan bij de bouw van woningen in de toekomst misschien goed uitkomen. “Hier kunnen we van leren. Het is niet voor niets een proefproject.”
Stappen
Dus ging Heijmans op zoek naar een sloopproject waar 3.000 kilogram aluminium uit te halen was, precies de hoeveelheid die ze nodig hebben. Die vonden ze, in Rotterdam, bij hun partner Boverhoff. “De ideale situatie is natuurlijk dat je oude aluminium kozijnen aanwijst, het eruit haalt en direct weer gebruikt in je eigen project. Maar zo simpel gaat dat niet, er zitten flink wat stappen tussen.”
Op die oude kozijnen zit namelijk isolatie en andere vervuiling, zoals rubbertjes. Dat moet van elkaar worden gescheiden. Dat is een ingewikkeld proces. “Daarnaast heeft aluminium een heel specifieke sterkte, van een plaat kun je nooit een kozijn maken. Daarvoor is de kwaliteit te slecht. Dat betekent dat je de specifieke legering aluminium moet aanleveren om in de oven te verwerken, die aansluit bij de uiteindelijke toepassing.”
Uiteindelijk bleek dat er 40.000 kilogram aluminium van deze legering nodig was om een batch voor de kozijnen te laten draaien. De oven kon namelijk pas stoken bij 40.000 kilogram. “Wij leverden slechts 3.000 kilogram en dus moest er nog heel wat materiaal bij, waarvan wij nu niet weten waar het precies vandaan komt.”
Dat was een wijze les voor Heijmans. Zonder het doorgronden van de keten, hadden ze dat niet geweten. “Iedere dag komen er omgesmolten kozijnen uit de fabriek, maar je hebt dan geen idee waar het materiaal vandaan komt. Dit kan helemaal uit India zijn en als dat het geval is, komt er enorm veel CO2-uitstoot bij vrij. Doordat wij nu een stukje van die keten hebben doorgrond, kunnen we zorgen dat die CO2-uitstoot wordt beperkt. Dat is de winst die je hiermee kunt behalen.
Verantwoordelijkheid
Bij andere materiaalsoorten zouden bouwers dit ook moeten doen, bepleit Struijcken. “We moeten meer verantwoordelijkheid nemen voor de grondstoffen die we gebruiken. Als bouwer moet je kunnen bewijzen waar het materiaal dat je gebruikt, vandaan komt. Dat stukje bewustwording is hard nodig als we een circulaire economie willen inrichten.”
Maar kost dit niet veel te veel tijd én geld? Dat valt mee, denkt de projectmanager. “Elke dag worden die aluminium kozijnen gemaakt. Het enige wat meer tijd kost, is het bijhouden waar het vandaan komt en dit aantoonbaar maken. En dat betekent meer menskracht en een investering. Uiteindelijk gaat het om het aannemen van een andere mindset. ”
Hoeveel dat precies kost, daar heeft Heijmans geen idee van. Voor dit project heeft niemand dat bijgehouden. “Dat het geld kost zouden we ons niet teveel mee bezig moeten houden. Dit zou je uit idealisme moeten gaan doen. Iedereen weet dat dit de volgende stap is, dit is de volgende stap naar een circulaire economie.”