Opinie | Industrialisatie, ver voorbij prefab

Opinie | Industrialisatie, ver voorbij prefab
Foto: Guido Benschop

Er is veel verwarring over het begrip industrialisatie en de betekenis die het gaat hebben voor de bouwopgave en de bestaande bouwpraktijk. Veel mensen denken dat we al volop industrialiseren in de bouw en verwijzen dan naar de prefabindustrie. Het verplaatsen van werkzaamheden van de bouwplaats naar een overdekte werkplaats moeten we echter niet verwarren met de vorm van industrialisatie die nodig is om betere, duurzamere en goedkopere huizen te maken en/of te renoveren (de kernopgave). Er zijn gelukkig veelbelovende ontwikkelingen.

Artikelen en rapporten over industrialisatie zijn altijd opgebouwd rondom de spil van de traditionele bouwpraktijk: de aannemer. Dat is lastig. Het gemiddelde projectenbedrijf beschikt namelijk over een (ongewild) veranderimmuunsysteem waardoor industriële transformaties moeizaam verlopen en vaak mislukken. Dat is geen diskwalificatie van de aannemer, het is slechts de realiteit. Het vraagt een ongekende dosis uithoudingsvermogen en leiderschap om die stap als aannemer te maken.

Pioniers op dat gebied zijn Biense Dijkstra (Dijkstra Draisma) en Peter Hutten (Van Wijnen). Maar weet dat deze mannen al meer dan acht jaar bezig zijn met het ontwikkelen van ideeën en praktijken die hebben geleid tot de positie die ze nu hebben. Daarnaast vraagt het ook om een visie op schaal. De grootste woningbouwer van Nederland zal rond de 3.000 woningen per jaar produceren. De focus ligt op het organiseren van projecten en niet op het exploiteren van bouwstromen. Wil je echt profiteren van industrialisatie dan zal de schaal een factor 8 hoger moeten liggen. Dat is een compleet andere business dan het runnen van een bouwbedrijf.

Wie dan wel?

Het ligt meer voor de hand dat de grotere prefab fabrikanten (zowel gevels, daken, casco’s als installatiemodules) gaan investeren in fabrieken. Voorwaarde is dat ze zowel verticaal als horizontaal gaan integreren. Verticaal betekent dat ze zelf bepaalde componenten gaan maken die eerder werden ingekocht of dat ze productleveranciers vragen componenten of halffabricaten te leveren op eigen specificatie die perfect aansluiten op de innovaties die ze bedenken (OEM-leveranties).

Dat werkt alleen op grote schaal (5.000+ eenheden per jaar). Horizontale integratie is nog belangrijker. Een prefab dakleverancier die plotseling een dak levert inclusief zonnepanelen, energiesysteem, dakbedekking, goten en afwerking, gemonteerd en al in het werk. Een mooi voorbeeld daarvan is Emergo. Een bedrijf dat nu zelfs complete woningen (volledig in hout) aanbiedt aan aannemers, gemonteerd in het werk en binnen 5 dagen sleutelklaar. De aannemer is alleen nog maar degene die de bouwplaats levert en het gedoe eromheen regelt. Een situatie waarbij het natuurlijk niet meer is uit te leggen dat de aannemer nog de gebruikelijke percentages over de omzet rekent voor de bouwplaatskosten en algemene kosten. Aannemers moeten in die markt dus op zoek naar andere verdienmodellen. Lukt het aannemers niet om deze stap te maken dan is verdere voorwaartse integratie door de fabrikanten niet uit te sluiten.

Ongekende investeringen

Betekenisvolle industrialisatie (goedkoper, beter, duurzamer) vraagt om investeringen die ongekend zijn voor de bouwsector. Het is dan ook oprecht een bijzondere prestatie dat het Peter Hutten van Van Wijnen is gelukt om voor het eerst in de geschiedenis van de Nederlandse bouw (voor zover ik heb kunnen nagaan) een private-equitypartij fors te laten investeren in deze sector. Men heeft immers het idee om te investeren in bedrijven met lage marges die opereren in uiterst volatiele markten. Uitleggen dat een nieuwe bouwpraktijk juist gaat leiden tot een controleerbare bouwstroom met voor onze sector ongekende marges is dan echt een prestatie. Wellicht is HAL Investements ook geïnspireerd door Katerra uit de VS dat laat zien dat de bouw ook een techprofiel is aan te meten.

Dijkstra Draisma, Rc-panels en Factory Zero studeren (ondersteund door een forse subsidie door het ministerie van Binnenlandse Zaken) op dit moment op de ontwikkeling van een mega-factory waar 25.000 eenheden (huizen en/of renovaties) per jaar kunnen worden geproduceerd. Een dergelijke fabriek vraagt om een investering van 150 miljoen euro. Een klein bedrag voor techbedrijven maar enorme bedragen voor de bouw. Bedragen en aantallen die laten zien dat industrialisatie ver voorbij gaat aan prefab. Het beoogde resultaat is minimaal 40 procent kostenverlaging.

Van variabele naar vaste kosten

In het meest recente rapport van de ING-bank over industrialisatie in de bouw wordt de verschuiving van variabele kosten naar vaste kosten als een risico gezien. Dat is vreemd. De kern van industrialisatie is namelijk het vermijden van variabele kosten. Hoe hoger de vaste kosten hoe meer voordeel er is te halen uit schaal, de kostprijs per eenheid gaat immers omlaag. Ook voor de bouwplaats moeten productiemiddelen ontwikkeld worden die leiden tot lagere variabele kosten. Bijvoorbeeld trucks die zijn uitgerust met werkplatformen (steigerloos), die gelijktijdig elementen kunnen hijsen en zijn uitgerust met alle benodigde gereedschappen.

Opdrachtgevers gaan niet meer uitvragen op basis van specificatie, maar zullen kiezen uit producten die voorzien zijn van een specificatie en keuzeopties”

Kortgeleden werd aan Elon Musk de vraag gesteld op welke manier iedere nieuwe gigafabriek van Tesla verbeterd werd ten opzichte van de leerervaringen bij de voorgaande fabrieken en of dat was te vergelijken met de verbeteringen die continu bij de auto’s doorgevoerd werden. De treffende reactie van Elon Musk: “Gigafactory is the product even more than the car”. Dat is de spijker op de kop.

Nieuwbouw en renovatie wat is het verschil?

Het verschil tussen nieuwbouw en een hoog-niveaurenovatie is het casco. Dat betekent dat industriële aanpakken zich ook uitstekend lenen voor de renovatiemarkt. Sterker nog, de roep van goedkoper en beter komt grotendeels uit die hoek. Wanneer producenten beide markten bedienen zijn ze in staat om een stabielere bouwstroom te organiseren waardoor ze minder afhankelijk worden van de volatiele nieuwbouwmarkt. De ontwikkeling van nieuwe producten kan dan best verrassend zijn.

Bij een renovatie willen we bijvoorbeeld dat installaties zo veel mogelijk worden geïntegreerd in de elementen die in de fabriek vervaardigd worden, het dak en de gevel. Nodig om zo min mogelijk handelingen in de woning zelf uit te voeren. Dat blijkt bij nieuwbouw plotseling ook best handig te zijn. Niet meer alle ingewikkelde kabels, leidingen en kanalen in het casco (die dus steeds ‘dommer’ wordt) maar alles naar gevel en dak waardoor sneller gebouwd kan worden en complexe handelingen verschuiven naar de fabriek.

Van vragen naar aanbieden

De markt verandert flink. De producten die uiteindelijk veel goedkoper de markt op gaan zullen worden aangeboden als een keuze voor de opdrachtgever. Opdrachtgevers gaan niet meer uitvragen op basis van een specificatie, maar zullen kiezen uit producten die voorzien zijn van een specificatie en keuzeopties. De best passende is de koop.

Het stimuleren van deze ontwikkeling door overheden zal om die reden ook niet moeten gebeuren door het creëren van condities waarmee de vraagkant kan schalen. Het zijn de aanbieders die de risico’s nemen en de investeringen doen waarmee de opdrachtgevers hun voordeel kunnen behalen (beter, duurzamer, goedkoper).

Circulair en bio, nieuwe kansen

De opschaling van circulaire- en (bij voorkeur) bio-materialen verloopt moeizaam. Dat maakt enerzijds onderdeel uit van het al eerder genoemde veranderimmuunsysteem, maar anderzijds ook met de complexe normering die wordt opgesteld in samenwerking met de gevestigde industrieën. Die instapdrempels zijn met industrialisatie te slechten.

Industrialisatie creëert nieuwe perspectieven voor kleine producenten die moeten opschalen om te kunnen concurreren met traditionele materialen. Niet meer met je product leuren bij de architect, opdrachtgever of aannemer voor een experiment of pilot, maar onderdeel uitmaken van een industrieel opschaalbaar concept. De opgave rondom deze thema’s krijgt daarmee ook een extra impuls.


Jan Willem van de Groep, Inspirator – opinion leader – Entrepreneur, Factory Zero