“Er is een enorme spanning tussen de uitdagingen in Nederland en de beschikbare budgetten en capaciteit. Dat betekent dat aannemers vooraf willen weten waarvoor ze mensen, materieel en investeringen moeten inzetten”, schetst Remco Hoeboer, directeur van infrabouwer Mobilis en directievoorzitter TBI Infra, het huidige werkveld in de infrasector.
Het is precies die spanning die aan de basis ligt van de nieuwe ‘dealflow’ die Rijkswaterstaat en de markt begin deze maand publiceerden. Het is een vrij bondig document met één doel: inzicht geven in de aanstaande opdrachtenstroom voor de vernieuwingsopgave van 2026 tot en met 2030, inclusief bijbehorende financiële middelen.
Het onderhoudswerk aan bruggen, tunnels en sluizen wordt in de dealflow per jaar inzichtelijk gemaakt, uitgesplitst naar objectsoort en segment. Zo toont het document dat bouwers in 2029 relatief veel opdrachten voor sluizen kunnen verwachten. In 2030 zijn de vaste stalen bruggen aan de beurt. Ook voor ingenieursdiensten is het werk uitgestippeld. Zij kunnen bijvoorbeeld in 2027 vooral aan de slag met beweegbare bruggen.
Hoeboer vertelt samen met Roger Mol, CPO bij Rijkswaterstaat, over het document. Samen zijn ze voorzitter van de Taskforce Infra. Wat ze willen benadrukken: de dealflow is echt het product van samenwerking tussen overheid en markt, die samen optrekken om deze grote opgave te sjeffen.

‘Markt vindt twee jaar incalculeren te kort’
“Voor de zomer stuurde Rijkswaterstaat een meerjarenplan instandhouding naar de Kamer. Dat was een mooie basis. Daar is een werkgroep van overheid en markt mee aan de slag gegaan, met de opdracht: werk dit samen behapbaar uit, zodat het voor beide zinvol is”, beschrijft Mol het proces.
“De dealflow maakt dat je effectiever en efficiënter met elkaar kan omgaan. Zodat je eerder kan inspelen op wat nodig is. Gebruikelijk kijken we met onze incalculering twee jaar vooruit, maar de markt vindt dat te kort voor het effectief inzetten van middelen. De opgave is nu erg groot, dus tijdig laten zien wat je van de ander verwacht kan helpen.”
Hoeboer: “Nu zien we van tevoren wat eraan komt en waar we productie op kunnen inzetten. Zodat je niet net aan de slag bent met voor bijvoorbeeld Defensie, als Rijkswaterstaat een grote vraag in de markt zet. We kunnen intern onze organisatie inrichten op de opdrachtenstroom, bijvoorbeeld met het opleiden van mensen of investeringen in materieel.”

‘Glazen huis’
De innige samenwerking bij het opstellen van de dealflow past goed bij de veranderende dynamiek tussen markt en overheid. U vraagt, wij draaien, waarbij de risico’s vooral bij de markt lagen, is niet meer van deze tijd. Dat is ook zichtbaar in de aanbestedingen die Rijkswaterstaat nu in de markt zet, soms met vallen en opstaan. Samen optrekken, marktconsultaties, langjarige commitment aangaan, dat is het nieuwe credo.
Dat was weleens anders. Na de bouwfraude-affaire was het wederzijds vertrouwen tussen Rijkswaterstaat en bouwers flink geschonden – dat markt en overheid samen aan tafel zitten was lange tijd not done. Bij het opstellen van de dealflow is dan ook goed nagedacht over het mededingingsrecht: er staan geen specifieke projecten in, enkel projectsoorten. De projectnamen staan in inkoopplanning die Rijkswaterstaat drie keer per jaar publiceert.
Deelname aan de Taskforce Infra en gesprekken over wat er in de dealflow moest komen, biedt geen voordeel bij tenders. De planning is niet toegespitst op wat bijvoorbeeld Mobilis kan leveren, benadrukken Hoeboer en Mol. Bij de gesprekken spreek je vanuit ‘de markt’ en branche, niet vanuit eigen bedrijf.
Verder is transparantie leidend. “Het is een glazen huis. Alles wat we bespreken is transparant en openbaar beschikbaar. Dat is een randvoorwaarde om dit te kunnen doen”, zegt Mol. “Exacte budgetten per project kan ik ook niet geven. Maar ik zou niet weten hoe we dit zouden moeten doen zonder met elkaar in gesprek te gaan. We kunnen niet anders.”

‘Mijn technisch hart bloedt’
De dealflow moet de grootste vervangings- en renovatieoperatie uit de Nederlandse geschiedenis behapbaarder maken. Waarbij wel geldt: het is nog steeds roeien met de riemen die er zijn. Rijkswaterstaat berekent dat voor de opdrachten in de dealflow bijna 13 miljard euro nodig is. Vooralsnog is slechts de helft van dat bedrag daadwerkelijk gedekt.
Het is tekenend voor de bredere infraopgave in Nederland: voor het instandhouden van honderden bruggen, tunnels, viaducten, wegen, sluizen, stuwen en keringen is tot 2038 ongeveer 34 miljard euro extra nodig, berekende de Algemene Rekenkamer. Dat geld is er niet.
Directeur Generaal Martin Wijnen, de hoogste baas bij Rijkswaterstaat, deed afgelopen week dan ook een rondje langs verschillende media en bewindslieden, naar aanleiding van de publicatie van de meest recente Staat van de Infrastructuur. De kern van zijn boodschap: er moet geld bij. Nederland moet weer 2 procent van haar bbp besteden aan infrastructuur.
De dealflow helpt bij het zo efficiënt mogelijk inzetten van de nu beschikbare middelen, maar is geen vervanging voor lege zakken. “Als dat geld er niet komt, moeten we met meer lapwerk de netwerken die de ruggengraat van de samenleving vormen in stand houden. Dan worden er andere keuzes gemaakt dan nu in de dealflow staan”, zegt Mol.
Hoeboer: “Een jaar geleden sprak ik in een rondetafelgesprek met de Tweede Kamer. ‘Mijn technisch hart bloedt’, zei ik toen. Want hoe slim we ook werken: er moet budget bij. Zonder de juiste middelen, loopt Nederland vast.”
Lees ook:
- Prorail en Rijkswaterstaat luiden opnieuw noodklok: 'Nederland moet terug naar 2 procent van bbp voor infrastructuur'
- Rijkswaterstaat gunt ingenieurs miljardenklus voor vervanging en renovatie infrastructuur
- Zonder extra geld valt 'grootste onderhoudsbeurt in de geschiedenis van Rijkswaterstaat' in het water
- Rijkswaterstaat start aanbesteding Van Brienenoordbrug met vernieuwde aanpak









