Ruimtegebrek in de bodem vraagt om meer regie en digitalisering

Ruimtegebrek in de bodem vraagt om meer regie en digitalisering
Albert Clement van Waternet (vanuit een andere locatie), Eddy Dekker (midden) en Sander van der Heijden (rechts) tijdens het rondetafelgesprek georganiseerd door serviceprovider GOconnectIT.

Het wordt steeds complexer om in de nu al overvolle bodem plaats te vinden voor alle ondergrondse infra die de komende jaren nog nodig is. Zonder data, regie en samenwerking lukt dat gewoon niet meer. Dat constateerde een aantal vertegenwoordigers uit de kabel- en leidingensector tijdens een rondetafelgesprek dat serviceprovider GOconnectIT onlangs organiseerde.

De druk op de ondergrond wordt steeds groter. Het aantal kabels, leidingen en buizen in de Nederlandse bodem is enorm gegroeid de afgelopen decennia, evenals het aantal betrokken netbeheerders. Die groei zal zich alleen maar verder doorzetten. Grote maatschappelijke opgaven als de energietransitie en oplossen van het woningtekort zullen leiden tot meer graafwerkzaamheden en nog meer ondergrondse infrastructuur. Daar komt nog eens bij dat veel gemeenten meer bomen willen planten in hun binnensteden om hittestress als gevolg van klimaatverandering tegen te gaan. Om boomwortels, infra en andere toepassingen met zo min mogelijk graafschade goed te kunnen inpassen in de steeds vollere ondergrond, heeft de kabel- en leidingbranche steeds meer behoefte aan goed ontsloten data.

GOconnectIT wil de samenwerking in de keten bevorderen en faciliteren, zodat de sector een volgende stap kan maken”

Druk op openbaarheid

“Zonder data kunnen we onze netten niet meer beheren”, stelt Albert Clement, assetmanager ondergronds infra van Waternet. De netbeheerder levert niet alleen drinkwater in Amsterdam en omgeving, maar voert ook de Amsterdamse gemeentelijke rioleringstaak uit en beheert de peilbuizen van de gemeente. “De druk op openbaarheid van dit soort gegevens is hoog”, constateert hij. De gemeente Amsterdam zou die data van Waternet volgens hem het liefst in eigen beheer willen hebben. Waternet deelt weliswaar veel, bijvoorbeeld over bodemverontreiniging, maar niet alles.

Hoewel de wet WIBON gegevensuitwisseling over kabels en leidingen makkelijker heeft gemaakt, mag Waternet uit oogpunt van nationale veiligheid wettelijk niet zo maar grootschalig informatie over drinkwater en netstructuren delen. Dat gebeurt alleen kleinschalig, voor informatie die nodig is voor graafwerkzaamheden.

Sander van der Heijden, procesregisseur openbare ruimte van de gemeente Tilburg.

Procesregisseur openbare ruimte Sander van der Heijden van de gemeente Tilburg herkent die behoefte van de gemeente Amsterdam, al is de Tilburgse datahonger minder groot. “Er is grote behoefte om accurate data met elkaar te delen bij de voorbereiding van infraprojecten, bij stedelijke ontwikkeling en nieuwe programma’s. Ik hoef ze niet te hebben als ik de komende twintig jaar niks aan een straat ga doen. Je kunt wel alles als een hamster verzamelen, maar waarvoor? Het moet een doel dienen.”

En dat doel is in dit geval vooral verkleinen van risico’s bij de uitvoering van projecten. Eigen data die relevant zijn deelt Tilburg vrijelijk met de aannemers die de projecten uitvoeren. Van der Heijden: “Dat hoort bij zorgvuldig opdrachtgeverschap.” Voor het gebruik van de informatie die de gemeente heeft gekregen van externe netbeheerders als water- en energiebedrijven gelden strikte regels. De data zijn alleen voor Tilburgse ambtenaren beschikbaar die ze nodig hebben bij hun werk, zo is vastgelegd in convenanten met de netbeheerders.

Delen data

Jan Smit, innovatiemanager bij GOconnectIT, is ervan overtuigd dat het veel meer delen van data ons het inzicht gaat verschaffen om gezamenlijk oplossingen te bedenken voor de toekomstige uitdagingen. Ketenpartners moeten daarnaast volgens hem meer met elkaar praten over de problemen die ze tegenkomen en mogelijke oplossingen. “GOconnectIT wil de samenwerking in de keten bevorderen en faciliteren, zodat de sector een volgende stap kan maken. Dat begint al bij het eerste initiatief en eindigt pas bij de oplevering, wanneer alle betrokkenen een infraproject evalueren en daarvan leren.”

Eddy Dekker, contract- en projectmanager bij Van Gelder Kabel-, Leiding- en Montagewerken.

Infra-aannemer Van Gelder is de afgelopen jaren van puur uitvoerende partij steeds meer dataspecialist geworden. “De markt vraagt erom”, zegt Eddy Dekker, contract- en projectmanager bij Van Gelder Kabel-, Leiding- en Montagewerken. “Er moet heel veel gebeuren, bijvoorbeeld op het gebied van energietransitie waar wij veel mee te maken hebben.” Aanvankelijk voerde de aannemer vooral infraprojecten uit en kreeg om te kunnen graven de benodigde informatie over ondergrondse netten keurig gedigitaliseerd aangeleverd van de betreffende gemeente.

Nu is het bedrijf volgens Dekker opgeschoven in de keten en richt zich veel meer op de voorbereiding van de projecten. Zo voert Van Gelder tracéstudies uit en onderzoekt waar mogelijke obstakels zitten. “Smart engineering”, zo omschrijft Dekker die rol. Het bedrijf verrijkt het eigen GIS-systeem met de gegevens van het Kadaster na een oriëntatieverzoek en gemeentelijke informatie over zaken als erfgrenzen, eigenaren en vergunningen. “Je kunt dat allemaal in één kaart kan zien. Daarmee kan je gerichter je eerste ontwerp opzetten.” Ook Dekker ziet dat informatie veel gedeeld wordt in de sector. In tegenstelling tot de bovengrondse data zijn die ondergrondse data redelijk geüniformeerd.

Niet sexy

Albert Clement van Waternet heeft de indruk dat gemeenten meer oog hebben voor de inrichting van de openbare ruimte boven de grond dan onder de grond. “Netten ondergronds zitten onlosmakelijk vast aan de bovengrond. Maar er gaat zand over en niemand ziet het meer. Kabels en leidingen moeten er zijn, anders heb je geen elektra of water, maar het is niet sexy wat er in de ondergrond ligt.”

“We zien zo’n enorme complexiteit in de ondergrond ontstaan, maar het probleem van de hele sector ondergronds is eigenlijk dat we het veel te goed doen. Onbekend maakt onbemind”, meent Sander van der Heijden van de gemeente Tilburg. Om de noodzakelijke toename van het aantal ondergrondse kabels en leidingen ondergronds te faciliteren ziet hij modellering in 3D en 4D als oplossing van zowel ondergrondse als bovengrondse infra. “Met een plat vlak alleen los je het niet meer op.” Applicaties in 3D en 4D – met daarbij de factor tijd als extra dimensie  - zijn er volgens Van der Heijden weliswaar wel, maar ze worden nog niet breed in de sector gebruikt.

Iemand zal regie moeten voeren in de ondergrond. Het wordt steeds drukker en er komt niet meer ruimte bij”

Innovatiemanager Jan Smit ziet voor dit soort toepassingen nu nog een wat aarzelende belangstelling in de markt. Dat gaat veranderen, denkt hij. “We denken dat het binnenkort niet anders meer kan en dat je die stap moet maken. Als de sector dat beseft, dan zal dat ook zeker gebeuren en dan zijn wij er klaar voor.” Het probleem is volgens hem vooral dat niemand een goed overzicht heeft van alle infra in de bodem en de ruimte die de kabels en leidingen innemen.

Clement verwacht niet dat er de komende jaren een alomvattend 3D-model zal komen waar meerdere partijen gebruik van kunnen maken. “Het is bijna onmogelijk om alle netten in de openbare ruimte in kaart te brengen.” Waternet alleen al heeft 200.000 technische aansluitingen voor drinkwater en 250.000 tot 300.000 voor afvalwater. De exacte locaties zijn niet voldoende in kaart gebracht en moeten dan eerst allemaal gelokaliseerd worden. Ook Smit onderkent het probleem en verwacht dat technologische ontwikkelingen kunnen bijdragen aan oplossingen.

Anticiperen

Jan Smit, innovatiemanager bij GOconnectIT.

Kabelkokers met verschillende compartimenten kunnen helpen om schade aan kabels en leidingen te voorkomen en meer flexibiliteit in de ondergrond te creëren. De gemeente Tilburg heeft ze ingepland in zes straten van de binnenstad over een totale lengte van zo’n 2,5 kilometer. De eerste straat gaat in juni 2021 op de schop. De kabelgoot dient straks meerdere functies: niet alleen als kabelkoker, maar ook als boombunker en waterberging. Van der Heijden: “Dat doen we omdat we een aantal opgaven anders niet gecombineerd krijgen. We weten immers niet hoe de straat er over twintig jaar uitziet en wat er in de ondergrond komt, maar we moeten er wel op anticiperen.”

Een logische ontwikkeling, vindt Dekker, zeker nu er steeds meer partijen bijkomen die bemoeienis hebben met de bodem. “Iemand zal regie moeten voeren in de ondergrond. Het wordt steeds drukker en er komt niet meer ruimte bij.” In het verleden was dat vaak niet het geval. “Nergens liggen dezelfde dwarsprofielen.”

Graafschades verminderen

De ambitie van de kabel- en leidingensector om het jaarlijkse aantal graafschades terug te brengen tot maximaal 25.000 is nog niet behaald. Wel werd de stijgende lijn van de afgelopen jaren doorbroken en daalde het aantal in 2019 naar 40.671 (op 675.462 graafmeldingen). Een jaar eerder waren dat er nog 41.018 (op 624.035 graafmeldingen), zo blijkt uit de cijfers van het Agentschap Telecom.
De herstelkosten voor de schades in 2019 bedroegen 33,2 miljoen euro. De maatschappelijke kosten liggen nog eens vele malen hoger. De nieuwe richtlijn CROW 500 Zorgvuldig Grondroeren moet helpen om graafschades zo veel mogelijk te voorkomen, doordat opdrachtgevers en grondroerders beter voorbereid en risicogestuurd aan de slag gaan.
De richtlijn is al van kracht, maar pas vanaf volgend jaar wordt er ook echt op gehandhaafd door het Agentschap Telecom. Om administratieve rompslomp te voorkomen is GOconnectIT al begonnen om alle verplichtingen die voorvloeien uit de nieuwe richtlijn zo veel mogelijk te automatiseren. De serviceprovider heeft hiervoor een GIS-platform ontwikkeld dat ook op de CROW 500-richtlijn kan aansluiten.

Het aantal ondergrondse kabels, leidingen en buizen is de afgelopen enorm gegroeid. Die groei zal alleen maar meer worden. Data, regie en samenwerking is dan ook noodzakelijk.

Dit artikel is gesponsord door GOconnectIT.