Alfons van Marrewijk is de zoon van een tuinder. Hij herinnert zich hoe zijn vader en andere paprikatelers tijdens Westlandse winteravonden informatie uitwisselden. “Ze waren concurrenten maar doordat ze kennis en ervaringen deelden, werden ze als sector steeds beter. Het heeft me later verbaasd dat het in de bouwsector niet zo werkte. Bouwers zijn geneigd de kaarten tegen de borst te houden.” In de sector zie je wel dat er steeds meer naar nieuwe samenwerkingsvormen wordt gekeken. Bouwers en opdrachtgevers gaan bijvoorbeeld in een vroeg stadium al om de tafel zitten om kennis uit te wisselen over ontwerp- en uitvoeringskeuzes.
Uit belangstelling voor de dynamiek van samenwerking deed hij er als werkzaam ingenieur in de avonduren een studie culturele antropologie bij. “Ik leerde in de huid te kruipen van verschillende soorten beroepsbeoefenaars. Zo raakte ik ervan overtuigd dat het meerwaarde heeft om door de bril van een antropoloog te kijken naar samenwerking in de gebouwde omgeving.”
Behoudende cultuur
Als praktiserend adviseur én als academicus heeft Van Marrewijk zich gespecialiseerd in organisatiekunde, veranderingstrajecten in het bijzonder. “Ik kijk naar de wijze waarop organisaties met elkaar samenwerken, in ketens en in projecten. Dan gaat het over gedeelde waarden en normen, ingesleten patronen, de geschreven én ongeschreven regels. Dat wat we cultuur noemen.”
Als wetenschapper combineert hij zijn werk voor de Delftse leerstoel, één dag per week, met deeltijdaanstellingen aan de Universiteit van Oslo en aan de VU in Amsterdam. “Deze leerstoel wordt mogelijk gemaakt door Bouwend Nederland. De bouwsector staat voor grote verduurzamingsopgaven maar wordt behalve door een lange traditie van ambachtelijk werk gekarakteriseerd door een behoudende cultuur en een hoge mate van concurrentie. Twee kenmerken die innovatie in de weg kunnen staan.” Overheden, van gemeenten tot het Rijksvastgoedbedrijf, hebben bijvoorbeeld vergaande ambities op het gebied van circulair bouwen. “Architecten willen ook wel en hebben ideeën over hoe dit kan, maar moeten wel met gebruikte materialen willen werken. Vervolgens zeggen constructeurs en installateurs dat ze een gebouw willen maken zoals ze dat gewend zijn. Zo blijft van de aanvankelijke ambitie weinig over.”
Kink in de kabel
Vanuit de leerstoel wil Van Marrewijk interventies die in andere sectoren leiden tot gedragsverandering toepassen op de bouwsector. Een voorbeeld van zo’n interventie is het reflecteren op en bespreekbaar maken van samenwerkingsgedrag. “De neiging is om te zeggen: we hebben een contract dus we kunnen beginnen. Men duikt onmiddellijk de inhoud in zonder goed af te spreken wat er gebeurt als er een kink in de kabel is. Terwijl de praktijk van publiek-private samenwerking uitwijst dat je eerst flink moet investeren in vertrouwen.”
De hiervoor belangrijke vragen worden niet gesteld. Hoe kijken de verschillende partijen eigenlijk tegen het project aan? Hoe ziet de werkpraktijk van een ander eruit? “Hoe geven we elkaar feedback? Hoe gaan we om met escalaties? Een gedragsinterventie kan ertoe leiden dat die vragen bij aanvang wel worden gesteld én – niet minder belangrijk – tijdens het bouwproces op de agenda blijven staan.”
De behoefte aan cultuurverandering speelt zowel op het niveau van interacterende individuen of groepen in de bouwketen als op het niveau van organisaties, zegt van Marrewijk. “Nieuwe praktijken die bijvoorbeeld ontstaan in het kader van circulair bouwen moeten ook worden vastgelegd, anders beklijven ze niet.” Dat gebeurt wanneer ze een plek krijgen in de tenderprocedures van het Rijksvastgoedbedrijf en in de richtlijnen en methodieken van de BNA en Bouwend Nederland. “Op projectniveau ontstane innovaties zijn in de afgelopen jaren echter niet gefixeerd of geformaliseerd. Het wiel wordt veelal opnieuw uitgevonden.”
Actieonderzoek
De hoogleraar praktiseert naar eigen zeggen een vorm van actieonderzoek: de onderzoeksvraag komt vaak voort uit een in de praktijk ervaren probleem. Eén onderzoeksproject betreft de rol van de ondergrond in bouwprojecten. “Hoe je vertraging en kostenoverschrijdingen als gevolg van de betrekkelijke onzichtbaarheid van allerlei kabels en leidingen in de ondergrond kunt voorkomen, is een voor de beroepspraktijk zeer relevante vraag waarop ik samen met Joop Koppenjan van de Erasmus Universiteit, Hendrik Ploeger van de TU Delft en twee promovendi probeer een antwoord te vinden.”
Met Ellen van Bueren en Hans Wamelink van de afdeling Management in the Built Environment van BK leidt hij een kersvers vierjarig NWO-onderzoek naar interventies in de keten van circulair bouwen. “En met Marcel Hertogh en Hans Bakker van de faculteit CiTG neem ik de samenwerking tussen organisaties in het kader van integraal ontwerp van infrastructuur onder de loep.”
Voor studenten zal Van Marrewijk een aantal lezingen geven, over casussen maar ook over kwalitatief onderzoek. “Hoe betrek je de ervaringen uit een organisatie bij je werk? Als antropoloog hanteer ik waarschijnlijk een andere onderzoeksmethode dan de studenten hier aanleren. Ik denk dat het voor hen interessant kan zijn hier meer over te horen.”
Onder het motto ‘Bouw aan een fitte toekomst!’ hebben Bouwend Nederland, kennis- en adviescentrum Volandis en Vakmedianet/Cobouw de handen ineen geslagen om werk te maken van duurzame inzetbaarheid.
Dit artikel is tot stand gekomen in samenwerking met Bouwend Nederland.