André Verheijke rijdt met zijn modder besmeurde Audi de puinstortplaats aan de rand van Middelburg op. Hij stapt uit en steekt een filtersigaret op. Zijn werkkleren zijn stoffig, zijn handen ruw. Dit is een van de directeuren van het Zeeuwse sloopbedrijf Sturm en Dekker.
Verheijke nam het familiebedrijf zes jaar geleden samen met zakenpartner Robert Maranus over van Jaap Sturm, zoon van de mede-oprichter Willem Sturm. Hoewel hij er acht maanden over moest nadenken, heeft hij er geen spijt van. "Het is echt heel leuk werk", zegt hij het in het kantoortje op de puinstortplaats, een van de locaties waar Sturm en Dekker zetelt.
Het is een oud schoolgebouw, dat de sloper in Vlissingen heeft weggehaald. In de ruimte staat nog een souvenir dat het bedrijf aan een klus heeft overgehouden. Een lange, chique vergadertafel van het waterschapsbestuur dat een nieuw pand betrok. Aantrekkelijke secundaire arbeidsvoorwaarden van het sloopvak.
Het vijftigjarige jubileum moest gevierd worden om Jaap, "de uutvoerder" te danken. Hij heeft het bedrijf groot gemaakt. Zowel Maranus als Verheijke hadden onder hem gewerkt. Maar inmiddels is er geen afstammeling van oprichters Willem Sturm en Jan Dekker meer over. Het bedrijf heeft anno 2008 44 mensen in dienst en draait jaarlijks een omzet van ruim 6 miljoen euro.
Zorgen
Dat is wel anders geweest. De eerste jaren onder het nieuwe directie, 2003 en 2004, draaide Sturm en Dekker nog verlies. Maar de zaken gaan inmiddels weer naar wens. Verheijke: "Als de markt voor renovatiesloop niet loopt, dan komt het geld wel uit kaalslag, puinrecycling of verkoop van bouwmaterialen."
Toch zijn er ook zorgen. Aluminiumsmelter Zalco uit Vlissingen gaat saneren; 141 mensen moeten eruit. Sturm en Dekker haalt 20 procent van de omzet uit het slopen van aluminiumovens. Zalco heeft 512 ovens en die zijn na verloop van tijd op, en moeten dan gesloopt worden om daarna weer opgebouwd te kunnen worden.
Geen reden tot paniek, kansen zijn er ook. "De verkoop van tweedehands bouwmaterialen zou wel eens veel beter kunnen gaan lopen in crisistijd. Balken, deuren, kozijnen, radiatoren. Hoge nieuwprijzen en krappe beurzen zullen mensen en bedrijven eerder noodzaken naar goed tweedehands materiaal te grijpen." Maar groter worden, om sterker te staan in tijden van crises zoals deze, dat hoeft van Verheijke niet. "Ik ben niet van de grote schaal, daar ligt mijn hartje niet." Hij gruwelt van de gedachte dat hij op een dag zijn terrein oploopt en zijn eigen personeel niet meer bij naam kent. "Ik heb dat wel eens meegemaakt. Daar schaamde ik me diep voor." Nee, dan liever beheersbaarheid en bestendiging van de huidige situatie.
Mogelijk dat het met zijn fascinatie voor de leefregels van Benedictus te maken heeft. Twee jaar geleden las hij eens een boekje: Een leefregel voor beginners. De orderegels van de vader van het kloosterleven Benedictus uit de zesde eeuw zijn vertaald naar praktische alledaagse handvatten die ook in organisaties gebruikt kunnen worden. Het sloeg meteen aan. "Je moet weten wanneer je moet beginnen, en weten wanneer je moet stoppen", haalt Verheijke een van de regels aan.
Overspannen
Voor hem betekent dat: gewoon 40 uur werken, dus niet 80 uur. En niet op zaterdag. Zo wordt niemand overspannen en houd je tijd over voor andere dingen. Hij wijst op de drie wereldbollen in het kantoor, collector's items. "Bolletjes verzamelen bijvoorbeeld." Thuis heeft hij nog een paar honderd wereldbollen; er was daar geen ruimte meer, daarom staan deze op kantoor.
Maar het soepele tijdsregime is ook pure noodzaak, erkent Verheijke. Het is nodig om als werkgever aantrekkelijk te blijven voor je personeel. "Het imago van de sloop is natuurlijk niet goed."
Verbeteren
Hij noemt nog een wijsheid van Benedictus: jezelf verbeteren. Zelfvertrouwen is daarvoor belangrijk. Verheijke illustreert: "Stel je hebt twee jongens van 18 jaar oud. De een is accountmanager, de ander werkt in de sloop. Ze zien in een café een bloedmooi meisje. Voor wie zal ze kiezen, denk je? Natuurlijk voor de accountmanager. Van huis uit worden deze jongens niet gepusht om de sloop in te gaan. Nee, ze moeten allemaal accountmanager worden."
Verheijke kan zich erover opwinden. "Oké, slopen is en blijft een zwaar vak. Maar de sky is the limit. Ook in de sloop kun je ver komen. Eigenaar van een bedrijf, met een villa in Marbella bijvoorbeeld." Hij moet er zelf om lachen, maar hij meent het. "Als jongens van ons een lascursus hebben volbracht, geeft dat zelfvertrouwen Ze worden mondiger en hebben meer respect voor zichzelf. Natuurlijk hebben we geen jongens met een IQ van 183 hier. Maar iedereen heeft kwaliteit. Het is alleen de kunst om dat eruit te halen."